De kamer wordt steeds kleiner. De muren kan ik aan alle vier de kanten aanraken. Ik zou in huilen willen uitbarsten, was het niet zo dat mijn tranen op zijn. Gedachten schieten door mijn hoofd. Ik kan niet meer bepalen wat waar is en wat waar lijkt te zijn. De duisternis omringt mij en voelt beklemmender alsdan ik gewent ben. Prikkels verwarren me, ze maken me boos en verdrietig en blij tegelijkertijd. Boos op alles dat het niet verdient en misplaatst in begrip. Blij omdat de boosheid er is en misschien ook weer weg zal gaan. Pijn.
De wereld draait verder maar het voelt alsof hij stil staat. Ik verlang naar de momenten van rust. Rust om me heen, rust in mijn hoofd. De waterval verstommen zodat de stilte overheerst. Toekomst die niet op het verleden lijkt. Begrip? Niet moeten maar het gevoel hebben een keuze te kunnen maken. Snappen dat er niets lijkt dat mij tot een weter maakt. Niet altijd hoeven gokken maar de wijsheid in pacht. Begrijpen waarom ik mij zo voel. Mijn hoofd een tijdje op mijn nachtkasje laten staan zodat ik niet meer hoef te denken.
Misschien ben ik wel net zoals de meeste mensen gewoon gek en niet bereid om te denken. Moet ik dat gewoon accepteren? Die weg is lang, veel te lang. Heb ik een keus? Een echte keus? Komt de zon morgen weer op?
Beetje (boel) verwarde Yosy.